Waterpolo 3

1. Vanuit het water, met zijn tweeën starten, waarbij de een probeert vrij te zwemmen en de ander te volgen en waarbij de verschillende zwem-, start-, stop-en keertechnieken worden toegepast gedurende 30 seconden. Na 30 seconden wordt er gewisseld van positie.
2. Vanuit het water, 2 x opspringen zijwaarts naar links en aansluitend 2 x opspringen naar rechts.
3. Vanuit het water, starten met de bal, 5 meter waterpoloborstcrawl met bal, stoppen met bal, bal oppakken met methode naar keuze en bal passen naar medespeler die op 3 meter afstand ligt. Dit driemaal.
4. In het water, 5 keer werpen (passen) van de bal met een boogbal en 3 keer werpen (passen) van de bal achterwaarts, naar een medespeler, waarbij werpen met één hand gebeurt en gericht wordt op de handen van de medespeler, die zich op 2 à 3 meter afstand eveneens in het water bevindt.
5. Schieten op het doel, waarbij 1 speler op 8 meter vanaf het doel aankomt zwemmen met de bal. Tegelijkertijd start ter hoogte van het doel op 4 meter vanaf de linker-of rechterpaal een tegenspeler om het schieten te verhinderen.
6. Het spelen van twee balspelen naar keuze in diep water.

Waterpolo 2

1. Vanuit het water, starten, 5 meter (of ongeveer 8 zwemslagen) waterpoloborstcrawl, keren 5 meter waterpoloborstcrawl, keren 5 meter waterpolorugcrawl, keren 5 meter waterpoloborstcrawl, stoppen en zijwaarts verplaatsen naar links (of rechts), keren en zijwaarts verplaatsen naar rechts (of links).N.B. in plaats van meters is het ook toegestaan om zwemslagen te tellen.
2. Vanuit het water, 3 x omhoog springen.
3. Vanuit het water, starten met de bal voor het hoofd, 10 meter waterpoloborstcrawl met bal, keren met bal,10 meter waterpoloborstcrawl met bal, stoppen, de bal oppakken met methode naar keuze en de bal zo ver mogelijk werpen.
4. In het water, 5 keer werpen (passen) van de bal met een boogbal, naar een medespeler, waarbij werpen met één hand gebeurt en gericht wordt op de handen van de medespeler, die zich op 2 à 3 meter afstand eveneens in het water bevindt.
5. Op een afstand van 3 meter 4 x schieten op het doel, waarbij vanuit de posities recht voor het doel 1x in de linkerbovenhoek, 1x in de rechterbovenhoek, 1x in de linker onderhoek en 1x in de rechter onderhoek geschoten wordt en waarbij de bal wordt opgepakt met de drukmethode.
6. Het spelen van twee balspelen naar keuze in borstdiep of diep water

Waterpolo 1

1. Vanuit het water, 15 meter waterpoloborstcrawl, aansluitend 15 meter waterpolorugcrawl, gevolgd door 5 meter waterpoloschoolslag en 15 meter zijwaarts verplaatsen.
2. Vanuit het water, 15 seconden ongelijkzijdig watertrappen op de plaats, aansluitend, 10 seconden ongelijkzijdig watertrappen op de plaats met 1 arm omhoog, gevolgd door 5 sec.ongelijkzijdig watertrappen op de plaats met twee handen omhoog.
3. Vanuit het water, 15 meter waterpoloborstcrawl met bal.
4. In het water, 5 keer werpen (passen) van de bal, naar een medespeler, waarbij het werpen met één hand gebeurt en gericht wordt op de handen van de medespeler, die zich op 2 à 3 meter afstand eveneens in het water bevindt. De bal wordt opgepakt met de draaisteekmethode.
5. Op een afstand van 3 meter 3 x schieten op het doel, waarbij vanuit verschillende posities voor het doel (positie recht voor het doel, alsmede eenmaal links en eenmaal rechts voor het doel) geschoten wordt en waarbij de bal wordt opgepakt met de draaisteekmethode.
6. Het spelen van twee balspelen naar keuze in borstdiep water.

Synchroonzwemmen 2

1. Starten in het water, in rugligging onderwater afzetten van de kant, gevolgd door
12 meter onderwater zwemmen, de eerste 6 meter in rugligging zwemmen en tijdens de tweede 6 meter 1x een koprol voorover maken, vervolgens schoolslag doorzwemmen tot 50 meter, waarin 3x een hele draai om lengteas wordt uitgevoerd; aansluitend
25 meter zijslag, hierbij om de 2 slagen wisselen van zij en 25 meter rugcrawl.

2. Starten in het water, (zonder afzet van de kant) 10 meter basisstuwing in rugligging, hierbij 4 x veranderen van richting.

3. Starten in het water, 15 seconden eggbeaten in stand, aansluitend 8 meter eggbeaten in buikligging en 8 meter in rugligging.

4. Synchroon te water gaan met 2 of meertal, in patroon boven komen en 30 seconden eggbeaten in stand, waarbij het patroon wordt vastgehouden en hierbij 2x naar links en 2x naar rechts wordt verplaatst, aansluitend
5 meter basisstuwing in rugligging; proef afronden met een gehurkte draai.

5. Salto achterover gehurkt.

6. Zeilboot beurtelings, gelijkmatig uitvoeren in 4 x 8 tellen.

7. Starten in het water met 2 of meertal, 25 meter zwemmen op de maat van de muziek hierin verwerkt schoolslag en zijslag waarbij om de 2 slagen wisselen van zij.

 

 

 

Synchroonzwemmen 3

1. Starten in het water, in rugligging onderwater afzetten van de kant, gevolgd door 15 meter onderwater zwemmen, de eerste 6 meter in rugligging zwemmen waarbij 1x koprol achterover gemaakt moet worden , tijdens de volgende 9 meter onderwater zwemmen in buikligging 1x een koprol voorwaarts maken, vervolgens schoolslag doorzwemmen tot 25 meter; aansluitend 25 meter rugcrawl met 5x een koprol achterover, 25 meter borstcrawl, 25 meter wisselend 2 slagen schoolslag, 2 slagen zijslag links, 2 slagen zijslag rechts, tenslotte 25 meter steeds wisselend 3 slagen borstcrawl en 3 slagen rugcrawl.

2. Starten in het water (zonder afzet van de kant) 12 meter basisstuwing in rugligging, hierbij 8x veranderen van richting.

3. Starten in het water, 15 seconden eggbeaten in stand, waarbij met een arm een sierlijke of strakke beweging boven het water wordt uitgevoerd, aansluitend 10 meter eggbeaten in buikligging en 10 meter in rugligging.

4. Synchroon te water gaan met 2 of meertal, in patroon boven komen en 45 seconden eggbeaten, waarbij het patroon wordt vastgehouden en hierbij verplaatsen in meerdere richtingen (minimaal 2x naar links, minimaal 2x naar rechts en minimaal 2x in rugligging, minimaal 2x in buikligging), aansluitend 5 meter basisstuwing in rugligging, proef afronden met een salto achterover gehurkt.

5. Oester.

6. Balletbeen.

7. Vrije keuze van te water gaan met 2 of meertal, 25 meter zwemmen op de maat van de muziek, minimaal 2 zwemslagen (keuze uit schoolslag, zijslag en rugcrawl) en minimaal 1 figuur (keuze uit gehurkte draai, salto achterover gehurkt, zeilboot beurtelings of balletbeen).

 

bron: NRZ2018

Synchroonzwemmen 1

1. Starten in het water, in rugligging onderwater afzetten van de kant, gevolgd door 9 meter onderwater zwemmen, waarvan 3 meter in rugligging, vervolgens schoolslag doorzwemmen tot 75 meter, waarin 5x een koprol voorwaarts en achterwaarts wordt gemaakt.

2. Starten in het water, 12,5 meter zijslag, hierbij om de 2 slagen wisselen van zij.

3. Starten in het water, (zonder afzet van de kant) 8 meter basisstuwing in rugligging richting hoofd, gevolgd door 8 meter basisstuwing in rugligging richting voeten.

4. Starten in het water, (zonder afzet van de kant) 8 meter eggbeaten in rugligging en 8 meter in buikligging.

5. Synchroon te water gaan met 2 of meertal, in patroon boven komen en 15 seconden eggbeaten in stand, waarbij het patroon wordt vasthouden.

6. Gehurkte draai, gelijkmatig uitvoeren in 4 x 8 tellen.

7. Zeilboot beurtelings.

8. Starten in het water met 2 of meertal, 25 meter schoolslag zwemmen op de maat van de muziek.

 

 

bron: NRZ2018

Wereldzwemslagen 3

1.     Te water gaan van de bassinrand of van een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Hongaarse slag.

2.     Te water gaan van de bassinrand of van een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Japanse Morote slag.

3.     Te water gaan van de bassinrand of van een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Japanse Hitoe slag in tweetallen.

4.     Te water gaan van de bassinrand of van een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Rugtrudgeon. 

5.     Te water gaan van de bassinrand of van een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Duitse crawl. 

6.     Te water gaan van de bassinrand of van een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Helikopterslag. 

7.     Te water gaan van de bassinrand of van een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Thrust.

 

 

Wereldzwemslagen 2

 1.     Te water gaan van de bassinrand of van een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Spaanse slag.

2.     Te water gaan van de bassinrand of van een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Matrozenslag.

3.     Te water gaan van de bassinrand of van een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Zeemansslag in tweetallen.

4.     Te water gaan van de bassinrand of van een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Eenarmige zijslag.

5.     Te water gaan van de bassinrand of van een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Sidestroke.

6.     Te water gaan van de bassinrand of van een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Engelse slag.

7.     Te water gaan van de bassinrand of van een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Spaanse rugslag.

 

 

 

 

Wereldzwemslagen 1

 1.     Te water gaan van de bassinrand of een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Dubbelde Spaanse slag.

2.     Te water gaan van de bassinrand of een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Japanse crawl.

3.     Te water gaan van de bassinrand of een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Zeemansslag.

4.     Te water gaan van de bassinrand of een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Zijslag.

5.     Te water gaan van de bassinrand of een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Samengestelde rugslag.

6.     Te water gaan van de bassinrand of een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Lange schoolslag.

7.     Te water gaan van de bassinrand of een startblok, met een sprong naar keuze, gevolgd door 25 meter zwemmen met de Dubbele Spaanse rugslag.

 

 

Eisen Snorkelen 3

Examenprogramma Nationaal Snorkeldiploma 3

Proef 3.1 Omgaan met de basisuitrusting

Te water gaan met de basisuitrusting in de hand, gevolgd door het aantrekken van de basisuitrusting in het water, waarbij de duikbril onder water wordt opgezet en leeggeblazen, gevolgd door bovenkomen, snorkel in de mond doen en leegblazen

Proef 3.2 Te water gaan en conditiezwemmen

Achterwaarts te water gaan, gevolgd door leegblazen van de snorkel bij bovenkomen, direct gevolgd door 100 meter snorkelen, waarbij per 25 meter minimaal 2 drijvende voorwerpen worden ontweken

Proef 3.3 Draaien

50 meter rugcrawlbenen, waarbinnen 1 keer een hele draai achterover om de breedteas, direct gevolgd door 1 keer een hele draai voorover om de breedteas en 2 keer een hele draai om de lengteas aan de oppervlakte (1 keer linksom en 1 keer rechtsom)

Proef 3.4 Drijven

1 minuut drijven op de buik, direct gevolgd door een hoekduik maken, een voorwerp van de bodem ophalen en boven water aan de examinator/beoordelaar laten zien

Proef 3.5 Onder water oriëntatie

Onder water een parcours afleggen van 15 meter, gevolgd door opstijgen, afgerond met bovenkomen en het ‘grote ok-teken’ geven aan de examinator/beoordelaar

Proef 3.6 Dolfijnslag

20 meter dolfijnslag onder water, gevolgd door 25 meter dolfijnslag aan de oppervlakte

Proef 3.7 Survival – red jezelf

25 meter snorkelen, waarbinnen 1 keer de handeling uitvoeren om bij jezelf kramp te verwijderen, gevolgd door naar een vlot/boot snorkelen, gevolgd door zelfstandig uit het water op het vlot/in de boot klimmen

Proef 3.8 FUN opdracht

Laat de kandidaat de leukste snorkelopdracht uitvoeren die je kunt bedenken. Deze mag zowel individueel, met tweetallen als in een groep worden uitgevoerd. De richtlijn voor de duur van de opdracht is 2-3 minuten

Proef 3.9 Survival – help je buddy

Snorkel naar een buddy toe, voer de handeling om te helpen met kramp verwijderen uit, gevolgd door 25 meter buddy verplaatsen door middel van de sleepgreep

Proef 3.10 Communicatie

Zij aan zij met een buddy door het zwembad snorkelen, waarbij om de beurt een signaal aan elkaar gegeven wordt, de ander antwoordt met hetzelfde signaal om te laten zien dat hij het begrepen heeft, waarna het signaal wordt opgevolgd

 

Snorkelen 2

Examenprogramma Nationaal Snorkeldiploma 2

Proef 2.1 Omgaan met de basisuitrusting

Te water gaan met de basisuitrusting in de hand, gevolgd door aantrekken van de basisuitrusting in het water aan de oppervlakte

Proef 2.2 Te water gaan en conditiezwemmen

Te water gaan met een rol voorover, gevolgd door 75 meter snorkelen, waarbij per 25 meter minimaal 2 drijvende voorwerpen worden ontweken, afgerond met het ‘einde-teken’ geven naar de examinator/beoordelaar

Proef 2.3 Draaien

50 meter snorkelen, waarbinnen 1 keer een hele draai voorover om de breedteas en 2 keer een hele draai om de lengteas (1 keer linksom en 1 keer rechtsom)

Proef 2.4 Kicken en drijven

1 minuut kicken met verplaatsen in meerdere richtingen, gevolgd door 1 minuut drijven op de buik in hurkhouding, gevolgd door geheel onder water gaan en weer bovenkomen

Proef 2.5 Onder water oriëntatie

50 meter snorkelen, waarbinnen 2 keer een hoekduik maken, waarbij opstijgen met een hele draai om de lengteas en bovenkomen tussen verschillende drijvende voorwerpen

Proef 2.6 Dolfijnslag

15 meter dolfijnslag aan de oppervlakte, gevolgd door 15 meter dolfijnslag onder water

Proef 2.7 Survival – red jezelf

50 meter snorkelen, gevolgd door afdoen van duikbril en snorkel, gevolgd door 25 meter zonder duikbril en snorkel overbruggen, afgerond met zelfstandig uit het water op de kant klimmen

Proef 2.8 FUN opdracht

Laat de kandidaat de leukste snorkelopdracht uitvoeren die je kunt bedenken. Deze mag zowel individueel, met tweetallen als in een groep worden uitgevoerd. De richtlijn voor de duur van de opdracht is 2-3 minuten

Proef 2.9 Survival – help je buddy

Verplaats een buddy over 25 meter door middel van de duwgreep

 

Snorkelen 1

Examenprogramma Nationaal Snorkeldiploma 1

Proef 1.1 Omgaan met de basisuitrusting

Op de kant de basisuitrusting aantrekken, gevolgd door een buddy controleren en het ‘kleine ok-teken’ geven aan de buddy als de uitrusting goed zit (of het ‘niet ok-teken’ als de uitrusting niet goed zit)

Proef 1.2 Te water gaan en conditiezwemmen

Te water gaan met een schredesprong, gevolgd door 50 meter snorkelen, waarbij minimaal 2 drijvende voorwerpen per 25 meter worden ontweken, gevolgd door het ‘grote ok-teken’ geven naar de examinator/beoordelaar

Proef 1.3 Draaien

25 meter snorkelen, waarbinnen 2 keer een draai om de lengteas maken; 1 keer een hele draai linksom en 1 keer een hele draai rechtsom

Proef 1.4 Kicken en drijven

1 minuut kicken, gevolgd door het geven van het ‘naar beneden-teken’ aan een buddy, gevolgd door de kandidaat gaat geheel onder water en komt boven, gevolgd door 1 minuut drijven op de buik

Proef 1.5 Onder water oriëntatie

50 meter snorkelen en daarbij iedere 25 meter een hoekduik maken en opstijgen met een hele draai om de lengteas

Proef 1.6 Dolfijnslag

10 meter dolfijnslag aan de oppervlakte, direct gevolgd door 10 meter dolfijnslag onder water

Proef 1.7 Survival – red jezelf

25 meter snorkelen met 1 vin, gevolgd door zelfstandig uit het water op de kant klimmen

Proef 1.8 FUN opdracht

Laat de kandidaat de leukste snorkelopdracht uitvoeren die je kunt bedenken. Deze mag zowel individueel, met tweetallen als in een groep worden uitgevoerd. De richtlijn voor de duur van de opdracht is 2-3 minuten

Survival 3

Gekleed met uitgebreid kledingpakket

3.1.     Van de kant of startblok te water gaan met een rol voorwaarts, vervolgens achter elkaar één rol voorover, één rol achterover, één rol voorover en één rol achterover maken, doorzwemmen tot 25 meter, proef afronden met zelfstandig uit het water op de kant klimmen.

3.2.      Van de kant of startblok te water gaan met een sprong voorwaarts, watertrappend de schoenen, de regenjas en de trui uittrekken, schoenen en trui laten vallen, vervolgens 1 minuut drijven door gebruik te maken van de regenjas, aansluitend 30 seconden watertrappen met verplaatsen voorwaarts en achterwaarts met gebruik armen, idem met gebruik alleen benen, proef afronden met zelfstandig uit het water op de kant klimmen.

 

Gekleed met zwemkleding & shirt of blouse met lange mouw

3.3.     Van de kant in het water laten zakken, op de rug onder water zwemmen onder een liggend zeil (minimaal 4 meter uit de kant) door, door het gat in het zeil boven komen, proef afronden door onder water zakken en op de rug onder het zeil uit zwemmen.

3.4.     Van de kant in het water laten zakken, onder water zwemmen door een gat in een verticaal hangend zeil dat zich op 12 meter van de kant bevindt, aansluitend 75 meter borstslag zwemmen, aansluitend over een afstand van 25 meter alleen of samen met een vriendje, een vriendje op een vlot vervoeren.

3.5.     In het water, afzetten van de wand, 75 meter rugwaarts zwemmen, onderbroken door één keer naar de bodem zakken (minimaal 2 meter diep), schoen van de bodem rapen en meenemen, vervolgens een touw vastpakken (met één hand) en via het touw (7 meter lengte) naar boven komen.

3.6.     Van de kant in het water laten zakken met een geblindeerde zwembril, ongeveer 8 meter onder water zwemmen, minimaal één voorwerp van de bodem oprapen en boven water tonen.

3.7.     Van de kant in het water laten zakken, 15 meter borstwaarts zwemmen met hoofd boven water, hoekduik maken en een pop opduiken (minimaal 2 meter diep), vervolgens de pop vervoeren in de kopgreep over een afstand van 5 meter.

3.8.      Met een hurksprong te water gaan en met behulp van een hulpmiddel (plank, flexibeam) naar een vriendje zwemmen, hulpmiddel aanreiken en vriendje vervoeren naar de kant over een afstand van 10 meter.

 

 

nrz 2008

Survival 2

Gekleed met uitgebreid kledingpakket

2.1.     Van de kant of startblok te water gaan met een sprong voorwaarts, vervolgens achter elkaar twee rollen voorover en twee rollen achterover maken, doorzwemmen tot 25 meter, proef afronden met zelfstandig uit het water op de kant klimmen.

2.2.     Van de kant of startblok te water gaan met een sprong voorwaarts, watertrappend de schoenen en regenjas uittrekken, schoenen laten vallen, vervolgens één minuut drijven door gebruik te maken van de regenjas, aansluitend 30 seconden watertrappen met de armen over elkaar en 30 seconden met gebruik van de armen, proef afronden met zelfstandig uit het water op de kant klimmen.

 

Gekleed met zwemkleding & shirt of blouse met lange mouw

2.3.     Van de kant in het water laten zakken, minimaal 5 meter onder water zwemmen naar een omgeslagen boot, onder de boot boven komen, 15 seconden onder de boot blijven en vervolgens rugwaarts onder water de boot verlaten, boven komen op minimaal 1 meter afstand van de boot.

2.4.     In het water, afzetten van de wand, aansluitend op de rug onder vlot door tijgeren (rugwaarts met de handen de mat voelen), vervolgens borstwaarts doorzwemmen tot 25 meter, onderbroken door één keer met een hoekduik richting de bodem duiken (minimaal 2 meter diep) en op de bodem door een liggende hoepel gaan.

2.5.     Van de kant in het water laten zakken, onder water zwemmen door een gat in een verticaal hangend zeil dat zich op 9 meter van de kant bevindt, vervolgens 50 meter borstslag zwemmen, aansluitend over een afstand van 12,5 meter een vriendje op een vlot vervoeren.

2.6.     In het water, afzetten van de wand, 50 meter rugwaarts zwemmen, onderbroken door één keer naar de bodem zakken (minimaal 2 meter diep), bodem aantikken met de voeten, vervolgens een touw vastpakken en via het touw (7 meter lengte) ruggelings naar boven komen.

2.7.     Van de kant in het water laten zakken met een geblindeerde zwembril, onder water gaan en onder water 5 slagen op de rug zwemmen.

2.8.     Uitvoeren van een droge redding door vanaf de kant contact te maken met een vriendje dat in het water ligt (min. 6 meter uit de kant), een reddingsmiddel (reddingszak, reddingsklos) te werpen en dit vriendje naar de kant te brengen.

 

 

nrz 2008

Survival 1

Gekleed met uitgebreid kledingpakket

1.1.     Van de kant of startblok te water gaan met een sprong voorwaarts, vervolgens achter elkaar één rol voorover en één rol achterover maken, doorzwemmen tot 25 meter, proef afronden met zelfstandig uit het water op de kant klimmen.

1.2.     Van de kant of startblok te water gaan met een sprong voorwaarts, watertrappend de schoenen en broek uittrekken, schoenen laten vallen, vervolgens 1 minuut drijven door gebruik te maken van de broek, 1 minuut watertrappen met gebruik van armen, proef afronden met zelfstandig uit het water op de kant klimmen.

 

Gekleed met zwemkleding & shirt of blouse met lange mouw

1.3.     Van de kant of startblok te water gaan met een sprong voorwaarts, 10 meter borstwaarts richting een boot zwemmen, in de boot klimmen en vervolgens met een rol achterwaarts de boot verlaten, gevolgd door minimaal 15 meter borstwaarts zwemmen, onderbroken door 1 keer onder-over-onder een vlot (lengte) door en 1 keer met een hoekduik door een gat in een verticaal in het water hangend zeil.

1.4.     Van de kant in het water laten zakken, onder water zwemmen door een gat in een verticaal hangend zeil dat zich op 6 meter van de kant bevindt, aansluitend 50 meter borstslag, de laatste 25 meter samen met één of twee vriendje(s) een vlot vervoeren.

1.5.     In het water, afzetten van de wand, 100 meter rugwaarts zwemmen, tijdens de eerste 25 meter een plankje of ander hulpmiddel droog (boven water) vervoeren, tijdens de laatste 25 meter met een hoekduik een schoen opduiken en deze meenemen naar de kant.

1.6.     Van de kant in het water laten zakken met een geblindeerde zwembril, onder water gaan en onder water 5 slagen zwemmen op de borst.

1.7.     Uitvoeren van een droge redding door vanaf de kant contact te maken met een vriendje dat in het water ligt (max. 2 meter uit de kant), een hulpmiddel (spijkerbroek) te werpen en dit vriendje naar de kant te brengen.

 

nrz 2008